Wat is het werkwoord van gaan?

In Nederland komt gaan als hulpwerkwoord van de toekomende tijd vooral voor in spreektaal, in België is het gebruik algemener. Als gaan niet mogelijk is, gebruiken we in de standaardtaal zullen of de tegenwoordige tijd om naar de toekomst te verwijzen.

Is gaan n werkwoord?

Voorbeelden van werkwoorden zijn gaan, slapen, blijken, zijn en veranderen. Werkwoorden geven aan in welke tijd de zin staat: de verleden tijd, de tegenwoordige tijd of de toekomende tijd.

Is het gaat of gaan?

Zowel wie gaat als wie gaan is correct. Als het vragend voornaamwoord wie onderwerp is, staat de persoonsvorm doorgaans in het enkelvoud, ook als het om meer dan één persoon of dier gaat. Als vaststaat dat het om meer personen gaat, is de meervoudsvorm ook mogelijk. Wie gaat / gaan er allemaal mee?

Wat is de tegenwoordige tijd van gaan?

Nederlands

vervoeging van de bedrijvende vorm van gaan
onbepaalde wijs
tegenwoordig (o.t.t.) ga gaat
verleden (o.v.t.) ging ging
toekomend (o.t.t.t.) zal gaan zult/zal gaan

Is gegaan een werkwoord?

De persoonsvorm is is hulpwerkwoord van tijd; gaan is ook een hulpwerkwoord. Als een hoofdwerkwoord samengaat met een hulpwerkwoord van tijd en nog minstens één ander hulpwerkwoord, vervoeg je alleen de persoonsvorm.

Welke werkwoorden zijn er?

Welke vormen kan het werkwoord aannemen?

  • Infinitief (onbepaalde wijs) Infinitief is een ander woord voor het hele werkwoord. …
  • Voltooid deelwoord (participium) …
  • Tegenwoordig deelwoord (participium presens) …
  • Aantonende wijs (indicatief) …
  • Aanvoegende wijs (conjunctief) …
  • Gebiedende wijs (imperatief)

Is het ga of gaa?

De aanvoegende wijs enkelvoud van gaan is ga. De zin kan ook met anderen worden gecombineerd: 'Het ga jullie/hem/ons/hun goed!

Wat betekent het gaat?

gaat — Werkwoord 1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gaan ♢ Jij gaat 2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gaan ♢ Hij gaat 3. verouderde gebiedende wijs meervoud van gaan ♢ gaat!

Kunnen werkwoord verleden tijd?

Vervoeging: ik kan, je kunt / je kan, u kunt / u kan, hij kan, wij kunnen. ik kon, wij konden. ik heb gekund.

Wat voor soort werkwoorden zijn er?

Er bestaan drie soorten werkwoorden: hulpwerkwoorden, koppelwerkwoorden en zelfstandige naamwoorden. Werkwoorden zeggen wat iets of iemand doet of overkomt. Hieronder wordt per werkwoord beschreven wat het inhoudt. Zelfstandige werkwoorden zijn de belangrijkste werkwoorden (doe-woorden) uit de zin.

Hoe kom je achter werkwoord?

Hoe vind je de persoonsvorm in een zin?

  • Maak de zin vragend (ja/nee-vraag) -> de persoonsvorm komt vooraan in de zin te staan.
  • Probeer de zin in een andere tijd te zetten -> het woord dat nu verandert, is de persoonsvorm.

Is doen een werkwoord?

Doen is hier een omschrijvend hulpwerkwoord, dat altijd wordt gecombineerd met een infinitief. Doen in combinatie met de onbepaalde wijs van een werkwoord voegt niets wezenlijks toe aan dat werkwoord.

Wat is het ga?

Het ga je goed betekent 'Ik hoop dat het je goed zal gaan'. De werkwoordsvorm ga is een aanvoegende wijs. We drukken daarmee onder meer een wens uit. De aanvoegende wijs komt nog bijna alleen voor in vaste uitdrukkingen.

Wat is de stam van doen?

De stam van lopen is loop, de stam van gaan is ga.

Zal of gaat?

Gaan in combinatie met hebben of zijn is standaardtaal in België. Dat gebruik komt vooral in spreektaal voor. In Nederland komt die combinatie ook wel in spreektaal voor, maar ze wordt er niet als standaardtaal beschouwd. Standaardtaal in het hele taalgebied is zullen of de tegenwoordige tijd.

Wat dat te gaat?

In de NRC van donderdag 11 augustus signaleert Ewoud Sanders 'een opmerkelijk taalverschijnsel', namelijk de uiting 'wat dat te gaat' voor wat officieel luidt 'wat dat aangaat', in de betekenis 'wat dat betreft'.

Hoe leer je sterke werkwoorden?

Bij sterke werkwoorden (in de Algemene Nederlandse Spraakkunst 'onregelmatige werkwoorden' genoemd) verandert de klinker in de verleden tijd en eindigt het voltooid deelwoord op -en: lopen — liep — gelopen, wijzen — wees — gewezen, helpen — hielp — geholpen.

Hoe zoek ik een werkwoord in een zin?

  1. Hoe herken ik een werkwoord? > Werkwoorden zeggen wat iemand doet.
  2. fietsen, lopen, koken, dansen … > Werkwoorden zeggen wat er gebeurt.
  3. sneeuwen, waaien, hagelen, regenen … > Werkwoorden zeggen wat iemand is of wordt.
  4. zijn, worden, lijken, blijven … > Werkwoorden kunnen veranderen in de zin.

Wat is het hele werkwoord?

De infinitief (of: onbepaalde wijs) is een vormcategorie van het werkwoord. De infinitief wordt ook wel 'het hele werkwoord' genoemd en het is in deze 'standaardvorm' dat werkwoorden in woordenboeken zijn opgenomen. De vorm van de infinitief is onbepaald wat persoon, getal, tijd en wijs betreft.

Is douchen een werkwoord?

Het werkwoord douchen wordt vervoegd zoals de andere Nederlandse werkwoorden. Dat wil zeggen: eerst neem je de stam. Dat is het hele werkwoord, maar dan zonder de uitgang -en. De stam van douchen is dus: douch.

Hoe spreek je de G uit?

De g (en ch) spreken we uit als een ruisklank, of schraapklank, in de keel. Bij de uitspraak van de g (en ch) brengen we de achterkant van de tong omhoog. De klank zelf kun je voelen in je keel. Je kunt de g (en ch) op verschillende manieren uitspreken, meer naar achteren en meer naar voren in de keel.

Wat is de stam van Reisen?

Tegenwoordige tijd — De stam (stamregel 4)

s — woorden Enkelvoud Meervoud
ik jij, je, u hij, zij, het reizen reizen reizen

Is het vind jij of vindt jij?

De correcte vervoeging is je/jij vindt.

Als het onderwerp je/jij achter de persoonsvorm staat, is de correcte vervoeging vind je/jij. Bij combinaties met je is het niet altijd even duidelijk of je het onderwerp van de zin is. Als u daaraan twijfelt, kunt u je proberen te vervangen door jij of jou(w).

Wat is gaat?

gaat — Werkwoord 1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gaan ♢ Jij gaat 2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van gaan ♢ Hij gaat 3. verouderde gebiedende wijs meervoud van gaan ♢ gaat!

Welke werkwoorden zijn zwak?

Zwakke (of regelmatige) werkwoorden krijgen in de verleden tijd -te of -de achter de stam en het voltooid deelwoord eindigt op -t of -d: stoppen — stopte — gestopt; steunen — steunde — gesteund.

Adblock
detector